We zitten op een zachte groene driepersoonsbank in de bieb, zij in de ene hoek met haar winterjas aan en de rits tot bovenaan dicht, ik zonder jas in de andere hoek. We hebben allebei een boek op schoot. Ik Hotel Bonbien van Enna Koens, ter voorbereiding op de cursus jeugdliteratuur die ik op de Schrijversvakschool ga doen.
Het meisje leest Elke dag iemand anders. Ze heeft het gekozen omdat ze denkt dat het meisje op de omslag elke dag iemand anders is, een duikster, een kok of een zwart of een wit meisje. Als ze een boek kiest kijkt ze altijd goed naar de omslag. Zelf zou ze niet iemand anders willen zijn dan zichzelf. Ze kijkt ernstig. Het is, denk ik, een ernstig meisje
Voor ze weer in haar boek duikt zegt ze nog dat ze net zolang in de bieb blijft tot haar moeder haar komt halen, ze weet niet wanneer maar dat geeft niet want ze verveelt zich nooit als ze een boek heeft.
Zonder dat we er erg in hebben staat opeens haar moeder bij onze bank. Het meisje en zij praten in een taal die ik niet kan verstaan. Ze komen denk ik uit Oekraïne, maar ik heb geen tijd meer om dat te vragen. Het meisje dat Nederlands spreekt als een Nederlandse en dat niemand anders wil zijn dan zichzelf loopt al hand in hand met haar moeder naar buiten, op haar rug bungelt een kleine vioolkist.