Ze parkeert haar fiets op de brug voor het museum, loopt het terras op, gaat in de zon zitten, doet haar colbert uit, pakt een boek uit haar rugzak en begint te lezen.
‘Kassandra van Christa Wolf.’ Ze toont me een ietwat beduimeld en verkleurd boek. ‘Dit is al mijn derde exemplaar, ik leen het uit, ik krijg het nooit terug want iedereen vindt het prachtig. Dan schaf ik het opnieuw aan en herlees het.
In mijn herinnering ging het hele boek over dat moment waarop Kassandra voor de poort van Mykene staat en ziet dat Agamemnon vermoord zal worden en niemand haar gelooft. Maar in werkelijkheid beslaat dat niet meer dan één alinea. Het verhaal gaat vooral over haar herinneringen. Het is één lange monoloog. Een inspirerend voorbeeld voor iedereen die toneel wil schrijven én heel actueel, het gaat over vrouwenstrijd en de strijd om vrede. Ik zou het je wel willen lenen, maar ik heb deze al aan iemand anders beloofd.’
Er trekt een wolk voor de zon, ze trekt haar colbert weer aan. Op haar rever draagt ze een rode driehoek, het anti-fascismeteken. ‘Normaal zit daar mijn gebroken geweertje,’ zegt ze, ‘maar ik twijfel of dat nog wel kan in deze tijd.’